Oud-Gastel

1893 — 1898

De wording van het gezin Poppe-Poppe

Louis J.C. Poppe werd op 8 november 1893 van Bergeijk in oostelijk Noord-Brabant als commies bij de belastingen overgeplaatst naar Oud-Gastel; één van de vele standplaatsen die uit zijn beroep, maar later ook uit zijn gedragingen op politiek terrein, voortvloeiden. Hij was toen nog ongehuwd.
De verleiding is groot om ook over zijn belevenissen voordat hij op 15 october 1892 tot commies 4de klasse in Bergeijk werd aangesteld iets te vertellen. Toe dan maar.
Nog was Louis op 27 februari 1882 geen 16 jaar, toen hij met medewerking van zijn vader, blijkens de ‘Werfrol van de Marine’ werd aangenomen als jongen in 's rijksdienst, en daarmee voor niet minder dan tien jaren aan de marine werd gebonden. De bedoeling van zijn vader en, voor zover in zo'n geval bij een vijftienjarige van een ernstige mening mag worden gesproken ook van Louis, was dat hij zou worden opgeleid tot stuurman. Maar de prospectus-beloften die door de marine waren gedaan, werden niet nagekomen. Louis kwam op den duur als matroos 3de klasse in een opleiding tot ziekenoppasser.
Dat zinde de jonge man niet en rond 1889 deed (alweer) zijn vader, in overleg met Louis, een poging om deze te ontheffen van de aangegane maritieme dienstverplichting, onder de mededeling dat hij gaarne benoemd wilde worden tot commies bij de rijksbelastingen. Het zogenoemde request was gericht tot Z.M. de Koning. Vooral vader verwachtte, dat zijn vermelding bij het verzoek dat hijzelf commies 1ste klasse was bij de belastingdienst, van gunstige invloed zou zijn. Het tegendeel gebeurde. Op 14 augustus van hetzelfde jaar werd het verzoek door het Departement van Marine afgewezen, onder herinnering aan het feit dat Louis van zijn tienjarige verbintenis nog maar zeven en een halfjaar had verricht.

Vermoedelijk was er bij de jonge Louis nog een bijzondere reden om de, helaas toen vergeefse poging, te doen. Het is te leuk om die geschiedenis onopgemerkt voorbij te laten gaan. Vooruit dus.


De oom van Louis, oom Dominicus, de hervormd geworden broer van Louis' vader Johan Hendrik, was in 1883 overleden, de twee kinderen als wees achterlatende: Philippus Jacobus en Berendina Hendrika. Laten we hier alleen over de laatste spreken. In de overigens katholiek gebleven familie werd bij tijd en wijle nogal eens gepraat over Dominicus en de zijnen, die een nogal bewogen leven hebben gehad. De vader van Louis heeft nooit formeel met het katholicisme gebroken, maar hij —en daarmee later ook zijn vier oudste zoons— hadden toch zeer vrijzinnige opvattingen. Hele geschiedenissen op zichzelf. Hij moet zelfs tot de orde der vrijmetselaren hebben behoord. Bij het overlijden van zijn broer Dominicus deelde hij dat aan de katholieke familieleden —zijn andere broers en zusters dus, die niets met Dominicus meer op hadden— mee, met de bewoordingen die van zijn kant toch wel van enig medegevoel getuigden: 'de verlatene'.

En op een zeker ogenblik kwamen de zonen Louis en Antoon, wellicht in overleg met hun vader, tot het besluit in Amsterdam toch eens te gaan onderzoeken hoe hun nichtje Dina het maakte. Van de wat oudere Philippus Jacobus wisten ze dat hij in vrijwillige militaire dienst was en dus zijn bestaansmogelijkheid had. De twee jongens, toen zeker al evenals Dina rond 20 jaar, hebben haar opgezocht. Zelf al geestelijk vrijgevochten van het katholicisme, vonden ze dat vrijzinnig-hervormde meisje kennelijk allerliefst, met een helder verstand en toen levende in een milieu waar verlichte en vrijzinnige tot socialisme neigende opvattingen aanwezig waren.

Voor zover mij bekend is geworden was ze onder meer in dienstbetrekking geweest bij dominee J.A. Behringer, en had ook contact gehad met dominee Bax. De laatste was in de Zaanstreek en in Friesland een gevierd man in socialistische kringen. Eerst in 1897 is hij lid geworden van de SDAP, maar zijn roem ging al van vroeger en in het genoemde jaar, nog voor hij zich bij die partij had aangesloten, was hij door de afdeling Leeuwarden kandidaat voor de Tweede Kamer gesteld. Dat heeft even wat moeilijkheden veroorzaakt in die partij, maar hij trad dus in dat jaar toch toe. Gekozen werd hij niet.

Keren we terug tot de contacten van Louis en Antoon met Berendina Hendrika Poppe. Louis, hoe twijfelend dan ook, want hij was nog enige jaren met de marine ‘getrouwd’, werd verlangend naar een vaster, blijvende relatie met Dina.
Maar zij had eigen opvattingen en een eigen wil. Ze moet hem duidelijk hebben gemaakt dat ze geen zeeman als toekomstig echtgenoot wenste. Mogelijk werd die opvatting nog versterkt door een zekere afkeer van militair gedoe, want het antimilitarisme leefde indertijd in die kringen tamelijk sterk. En Louis, onze toekomstige vader, toch al teleurgesteld door het onbehoorlijke gedrag van de marineleiding, die eenzijdig de vroegere aspiraties van hem kapot had gemaakt; wellicht ook aangemoedigd door zijn vader, de commies 1steklasse op de standplaats Brouwershaven (ze woonden dus niet zo ver van elkaar: Brouwershaven en Hellevoetsluis).
Onze vader verkoos Dina boven de Marine.
Kennelijk zijn opnieuw pogingen in het werk gesteld vrijstelling te verkrijgen van de nog resterende verplichtingen, want gedateerd 15 april 1892 verstrekte de commandant van de Marine te Hellevoetsluis aan de 2de ziekenoppasser Louis J.C. Poppe op verzoek ontslag ingaande 16 april 1892 wegens bijna geëindigde diensttijd, onder verklaring van ‘Goed Gedrag’. Dat laatste was belangrijk om op 15 oktober 1892 aangesteld te kunnen worden als commies der belastingen met de standplaats (douane-post) Bergeijk.
De verloving van Louis Poppe en Dina Poppe kon plaats vinden. Maar het zou nog tot 5 mei 1896 duren voor het huwelijk in Oud-Gastel zou worden voltrokken.
Blijkens het Streekarchief Nassau Brabant, gevestigd in Zevenbergen, in een pas onlangs ontvangen brief van 24 april 1986, kwam Louis J.C. Poppe op 5 october 1893 naar Oud-Gastel en woonde aanvankelijk aldaar in wijk A no 180. Later kwam hij te wonen in wijk A no 192. Het is niet bekend welke straat dat was.
We menen echter te mogen aannemen dat het eerste adres (woning, restaurant en pension) werd geëxploiteerd door Janus van Helvert. Een pand dat er nog is, en tegenover het oude raadhuis van de gemeente Oud- en Nieuw-Gastel stond. Maar dat laatste is als verkeersobstakel jaren geleden afgebroken. wel jammer; een mooi gebouwtje. Een foto van het geheel is in ons bezit. In verband met de zevenstigste verjaardag van Jo Laros, mijn vrouw, in Oud-Gastel geboren, hebben we op zondag 16 februari 1986 met de naaste familieleden Poppe en Laros daar een goede Brabantse koffietafel gebruikt, verzorgd door de huidige exploitant, de heer Daems. Het restaurant draagt de naam ‘Auberge 't Hof’. Dat was dus een dubbele herdenking. Stan jr. heeft daar het door zijn grootvader geschreven stuk ‘Een herinnering van vader’ voorgelezen.


Keren we terug tot ons eigenlijke verhaal. De verloving van Louis en Dina heeft een aantal jaren geduurd. Op 15 october 1892 trad Louis als commies 4de klasse in dienst bij de belastingen met als standplaats Bergeijk. Hij was daarmee grenscommies geworden.
Op 1 november 1893 d.a.v. volgde zijn overplaatsing naar Oud-Gastel. Maar eerst op 5 mei 1896 is het paar in Oud-Gastel getrouwd, meer dan drie jaar nadat hij de marine had verwisseld voor de belastingen. Dat drie en een half jaar wachten vond hoogstwaarschijnlijk oorzaak in de bepaling dat pas aangestelde jonge ambtenaren eerst drie jaren na hun aanstelling mochten huwen. De inkorting van persoonlijke rechten kwam dus niet alleen voor bij de marine; ook het ministerie van financiën wist daar weg mee.
Zo zijn Louis en Dina Poppe om en nabij hun dertigste jaar gehuwd. Getrouwd in Oud-Gastel. In Amsterdam zal Dina in het bevolkingsregister ingeschreven hebben gestaan, maar als wees en inwonende. Dat was als trouwgemeente niet zo erg geschikt. Hoewel Louis in Oud-Gastel ingeschreven was, zal er misschien nog wel wat over zijn gedelibereerd of de huwelijksvoltrekking niet vanuit Louis' ouderlijk huis in Bergen op Zoom kon plaats vinden. Maar hoe dan ook, het bleef bij Oud-Gastel. Mogelijk werd dat toch maar het beste geacht omdat daarmee in het katholieke Bergen op Zoom elk mogelijk geloofs-gewauwel van familie en kennissen vooral werd vermeden. Immers, de familieleden waren overwegend trouw katholiek en waren zeer bekende mensen. Daarbij kwam dat Dina hoe dan ook protestantse was en zeker ook over Louis en zijn socialistische instelling toch al wel de nodige bekendheid bestond. Alles bij elkaar reden genoeg om allerlei kletserijen te verwachten. we moeten daarbij bedenken dat het nog 1896 was.
Voor ons verdere verhaal is het wel goed nog even wat meer mee te delen over de geestelijke en politieke instelling van het jonge paar, dat afgezien dan van hun eigen levenshouding, naar verwacht mocht worden ook wel kinderen zou krijgen.
Toen Louis J.C. in 1893 in Oud-Gastel kwam was hij nog ongehuwd en met een aantal collega's kwam hij in de kost te liggen in het koffiehuis van Jan, of Janus van Helvert. Dat gezin had als geheel een soort artiestenaard. Ze waren allen muzikaal en voor zover we later nog wel hebben gehoord zijn enkele van zijn jongens dan ook de wereld van de muziek ingegaan, en met succes. In het kosthuis heerste —ik moet nu vertellen hetgeen wij zo in de loop van de tijd van onze vader Louis hebben gehoord— een wat artistiekerige en vrijgevochten sfeer. Als op de 24ste van de maand (salaris-betaaldag bij de belastingen) de commiezen hun kostgeld betaalden, was het ongeveer een weeklang een feestelijk en royaal huishoudelijk leven. De tweede week was het al minder, en vooral de laatste dagen van de maandperiode was schraalhans keukenmeester. Voor zover de commiezen geen dienst hadden, zaten deze vrijgezellen bijeen. Hun koffiehuis-pension lag midden in het dorp, in de dorpsstraat tegenover het nu afgebroken raadhuis. waarom zouden ze de straat op gaan, waar toch niets te doen was, terwijl ze in hun koffiehuis alles konden krijgen?

Onze vader, Louis, heeft ons later vaak verteld hoe hij als vroeg en jong socialist veel las en hoorde spreken over socialisme, maar ook over drankbestrijding. Die twee vraagstukken waren in zijn kringen veelal verbonden, al was daarbij de strijd voor het socialisme nummer een. De arbeiders moesten leren denken, socialistische arbeiders in de eerste plaats. De zinspreuk ‘Drinkende mensen denken niet en denkende mensen drinken niet’ drong in die dagen sterk tot Louis door. Voor hem vloeide daaruit voort: naast de rode ook de blauwe vaan. Hij besloot elke alcoholhoudende drank voortaan te laten staan.
Op een avond sprak hij dat in de kring van zijn collega's uit. Er zal eerst wel wat over gemeesmuild zijn en wellicht gelachen en gespot. Een hunner maakte daarbij de opmerking: ‘Nou als je niet meer wilt drinken, dan zou ik het roken ook maar laten’.
Het komt mij, de schrijver van dit verhaal, nog altijd voor, dat zeker toen die twee 'genotmiddelen' toch niet helemaal op een lijn konden worden gesteld. Maar Louis antwoordde prompt, terwijl hij z'n sigaar in de asbak legde: “Accoord, dan zal ik van nu af aan niet meer drinken en ook niet meer roken”. Zijn verdere leven heeft hij zich daaraan gehouden.
Wij kinderen zijn alle vier geheelonthouder gebleven ten aanzien van alcoholhoudende dranken. Maar gerookt heb ik wel, van zeker m'n 35ste tot mijn 80ste jaar, toen ik na een ernstige ziekte —niet als gevolg van het roken— besloot ermee te eindigen. Wellicht kom ik er later toe daar meer van te vertellen.
Maar laten we voortgaan met de belevenissen van Louis en Dina Poppe-Poppe. Dat kan nu kort zijn.
Voor Dina was er in Oud-Gastel aanvankelijk niet zoveel te beleven. Er was daar toen ten aanzien van de arbeidersbeweging weinig te doen. Het gebeurde in het verhaal van Louis, dat we hierna nog laten volgen, was uiteraard een bijzonderheid. Maar wel heeft hij al gauw een actieve rol gespeeld in het organisatieleven van de ambtenaren. Dat organisatieleven bewoog zich in hoofdzaak rond salarisbelangen, verbetering van de toen nog miserabele pensioenrechten, diensttijden enz.
Poppe was al in 1895, misschien zelfs al bij de oprichting in 1894, lid van de SDAP, een partij die toen nog de klassenstrijd wilde strijden. De eerste oproep bij het oprich- tingscongres in 1894 gericht tot de sociaal-democraten eindigde met de woorden: "Leve de internationale, revolutionaire sociaal-democratie". Louis Poppe zag zijn activiteiten in de ambtenaren-organisatie vooral als een deelnemen aan de internationale arbeidersbeweging. Hij was in 1898 voorzitter van de afdeling Roosendaal (zelf wonend te Gastel). In datzelfde jaar —overigens het jaar dat hij in november naar Tilburg werd overgeplaatst— maakte Louis deel uit van een commissie van de kommiezenbond waarin duidelijker tot uitdrukking werd gebracht dat die bond een vakbond op moderner grondslag zou zijn. Dat was vroeg. Het NVV dateert van 1906. Dina kreeg in Gastel een wat uitgebreider taak, een heel ander leven, toen op 30 maart 1897 het eerste kind werd geboren. Karel Frederik werd zijn naam, al werd hij meest Frits genoemd. De naam werd gekozen naar ‘de grote voorgangers’ Karl Marx en Friedrich Engels.

En van nu af laten wij de naam Louis en Dina los, om te gaan spreken van vader en moeder, of pa en moe.


Vader Louis J.C.Poppe werd rond 1900 gegrepen door wat wij tegenwoordig de oude arbeidersbeweging noemen, maar die toen natuurlijk juist heel nieuw was. Toch werd daarin al heftig strijd gestreden. Er groeiden verschillende tegenstellingen die voortvloeiden uit de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Maar, mede door die ontwikkelingen, groeiden er ook conflicten van persoonlijke aard. Die onderlinge strijd mag wel als onvermijdelijk worden aangemerkt. Bij een deel van hen die aan de z.g. socialistische beweging deelnamen leefden vooral vrijheidsidealen. In uiterste consequentie leidde dat tot het anarchisme, minder ver gingen de vrije socialisten. Zij wilden van de staat en dus ook van het parlementarisme niets weten. Op het gebied van de strijd in de bedrijven leefde bij hen sterk de gedachte van de directe actie, de spontane staking. Als ze de vakbeweging al accepteerden dan federalistisch en meer als solidariteitsorganisatie dan als de leidster. Het oorspronkelijke Nationaal Arbeids Secretariaat NAS was daarvan een van de verschijningsvormen. Diegenen die men in het algemeen wel sociaal-democraten mag noemen scheidden zich in 1894 af. Toen ontstond de Sociaal- Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en in l906 het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Ook zij aanvaardden aanvankelijk, zoals de Vrijen, de klassenstrijd. Ja. in deze nieuwe tak van de arbeidersbeweging was (ook weer aanvankelijk) de invloed van hen die zich marxisten noemden, vrij sterk. De SDAP nam (opnieuw) de parlementaire politieke strijd ter hand en ijverde dus ook voor het algemeen kiesrecht. Het NVV streefde in eigen organisatie centralisme na. _ wat de beschrijving van beide stromingen betreft moet ik hiermee, hoe onvolledig en daardoor minder goed ook, volstaan. Nog een enkel woord in dit verband over de dieper liggende oorzaken van de verschillen in beide stromingen.

De Vrijen, om het maar eenvoudig te zeggen, zie ik als product van het nog klein-burgerlijk kleinbedrijf, ja zelfs met herinneringen aan de vrijheidsbegrippen van direct na de burgerlijke revolutie; wellicht zelfs de Verlichting. was de arbeidersklasse al wel helemaal ontgroeid aan de kleine burgerij? De sociaal-democratie en zijn vakorganisaties werden meer de uitdrukking van een meegroeien uit de vroeg-kapitalistische- verhoudingen via de daarop volgende industriele revolutie en vervolgens naar het moderne kapitalisme. Zo althans lijken me ze beide historisch-materialistisch enigermate verklaard.

Perspectivisch zou ik deze ontwikkeling als volgt willen zien. In het huidige, zich sterk concentrerende kapitalisme, met ontzaglijk grote concerns, met een vreesaanjagende crediet scheppende, en met een privaat-rechterlijke, steeds toenemende computer-heerschappij, groeit daartegenover een nieuw, nog altijd machteloos, vrijheidsverlangen in de onderworpen wereld van zich machteloos voelende arbeiders. Anderzijds heeft de sociaal-democratie met inbegrip van de vakbeweging, zich van meegroeien zozeer ontwikkeld tot ingroeien in de kapitalistische orde, dat al haar organen — partij en vakbeweging en wat er rond dezen nog resteert aan sub-organisaties — afstand hebben gedaan van de klassenstrijd en de socialistische perspectieven van weleer.


Maar, hoewel ik dit laatste betoog noodzakelijk vind om te laten zien hoe inzichten en idealen uiteindelijk bepaald worden door de maatschappelijke en daarvan vooral de technische ontwikkeling, moet ik nu terug naar het verhaal over de wording van het gezin Poppe~Poppe en wat daar direct bijhoort.
Toen was er dus bij de vier gebroeders Poppe, Louis, Antoon, August en Prosper — ik vermijd hier maar hun veel langere katholieke kerknamen — het probleem aan de orde van te kiezen tussen de vrijheidsidealisten en de zogenaamde “wetenschappelijke” en zich “marxistisch” wanende parlementaire, maar eigenlijk evenzeer idealistische, sociaal-democraten. Een heftige strijd waarbij personen als Domela Nieuwenhuis enerzijds en Troelstra anderzijds maar natuurlijk ook veel anderen een grote rol speelden. Daarbij is het goed toch nog even op te merken dat dit ‘marxisme’ in de SDAP weldra een strijdpunt zou worden. Maar dat was nog niet aan de orde toen de vier broers onderling disputeerden. Een paar bewaard gebleven brieven geven ons inzicht in hun opvattingen. Louis en August waren daarin de twee polen. De twee anderen waren minder duidelijk in hun standpunten. Doch Anton wist goed aan te duiden hoe de beide eersten eigenlijk waren ingesteld. “August”, schreef hij ongeveer, “heeft idealen van een vrij-socialisme, Louis echter is staats-socialistisch van opvatting”. Dat laatste werd dan veelal aangeduid als het wetenschappelijk socialisme van Marx en Engels.
Ondertussen bleven hun onderlinge betrekkingen erg vriendschappelijk. De familie-band bleef werken. Ik heb niet voldoende gegevens om op hun verdere vertogen dieper in te gaan. waar het op neer komt, is dat ze geïnteresseerd waren in het gebeuren van die nog jonge arbeidersbeweging.

Louis schreef artikelen in de Volkstribuun. Later meest in het tijdschrift de Nieuwe Tijd. Daarin waren vooral beschouwingen over belastingen, de ambtenarenvakbeweging en geheelonthouding. Ze verschenen onder het synoniem ‘Mattheus’. Mattheus, volgens het bijbels Nieuwe Testament een tollenaar, belastinggaarder, door Christus als discipel geroepen hem te volgen. ‘Discipel’ betekent in dit godsdienstig verband niet alleen leerling t.a.v. leerstelligheid, maar het brengt ook geestelijke ‘tucht’ mee.

En dan August: Ook hij schreef, zoals later uit het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis (jaar 1976) bleek. In een pseudoniemenlijst werd hij vermeld onder de naam ‘Humanitas’. Dit ‘Humanitas’ heeft als het ware direct te maken met met de idee van het herleven van de waarde der individualiteit en de ethiek. Humanisme (homo = mens) is een wel zeer algemene aanduiding van in de geschiedenis der menselijke beschaving steeds opnieuw, naar gelang van de structuur van de maatschappij, aan de dag tredende levens- en maatschappij-opvattingen. Deze opvattingen leefden in kringen die, godsdienstig of niet, menslievendheid als leidraad meenden te moeten nemen. Op zichzelf aldus al uitdrukking zijnde van telkens weer aanwezige maatschappelijke tegenstellingen (de mensen waren in het algemeen meer gericht op het nastreven van eigen belang), moest het humanisme zeker onder veranderende produotieverhoudingen (klassenverhoudingen) ook wel andere van aard worden.

Het humanisme van de oudheid waarin slavernij bestond, was uiteraard anders dan dat van de Renaissance met het ontluikend handelskapitalisme (l5de en 16de eeuw). En vanzelfsprekend waren de humanistische ideeen onder de belijders van de 18de eeuwse Verlichting (waarin we stromingen zowel van katholieke als van vrijzinnig protestantse huize aan konden treffen) zeker al weer meer verlicht.
In ieder geval hadden de beide broers wel schuilnamen gekozen die bijzonder goed bij hun instellingen pasten.
Dat geldt ook voor Louis die als belasting ambtenaar en die zeker voor die tijd min of meer staats-socialistisch heeft gedacht, zich met de tollenaar Mattheus moet hebben kunnen vereenzelvigen. Het waren evenwel vader Louis en moeder Dina die blijvend hun sociaal~democratische inzichten zouden volgen. Hun gezin, dat in Oud-Gastel een aanvang nam, werd door deze opvattingen van hen beide ook in de daarna komende tijd volkomen bezield. Daarmee zou ook de bestemming van de kinderen in grote mate worden bepaald.
Toen door een verplaatsing op 1 november 1898 het gezin in de stad Tilburg terecht kwam, werd de verbondenheid met de arbeidersbeweging, door direct contact met de daar aanwezige politieke en economische organisaties en mensen, intensiever. Maar dat is een apart hoofdstuk. Om de activiteit in Oud-Gastel duidelijk te doen uitkomen verwijs ik naar een heel oude ‘herinnering’van Louis, onze vader, zelf.

November 1986
Stan Poppe sr.