Vermoedelijk was er bij de jonge Louis nog een bijzondere reden om de, helaas toen vergeefse poging, te doen. Het is te leuk om die geschiedenis onopgemerkt voorbij te laten gaan. Vooruit dus.
En op een zeker ogenblik kwamen de zonen Louis en Antoon, wellicht in overleg met hun vader, tot het besluit in Amsterdam toch eens te gaan onderzoeken hoe hun nichtje Dina het maakte. Van de wat oudere Philippus Jacobus wisten ze dat hij in vrijwillige militaire dienst was en dus zijn bestaansmogelijkheid had. De twee jongens, toen zeker al evenals Dina rond 20 jaar, hebben haar opgezocht. Zelf al geestelijk vrijgevochten van het katholicisme, vonden ze dat vrijzinnig-hervormde meisje kennelijk allerliefst, met een helder verstand en toen levende in een milieu waar verlichte en vrijzinnige tot socialisme neigende opvattingen aanwezig waren.
Voor zover mij bekend is geworden was ze onder meer in dienstbetrekking geweest bij dominee J.A. Behringer, en had ook contact gehad met dominee Bax. De laatste was in de Zaanstreek en in Friesland een gevierd man in socialistische kringen. Eerst in 1897 is hij lid geworden van de SDAP, maar zijn roem ging al van vroeger en in het genoemde jaar, nog voor hij zich bij die partij had aangesloten, was hij door de afdeling Leeuwarden kandidaat voor de Tweede Kamer gesteld. Dat heeft even wat moeilijkheden veroorzaakt in die partij, maar hij trad dus in dat jaar toch toe. Gekozen werd hij niet.
Keren we terug tot de contacten van Louis en Antoon met Berendina
Hendrika Poppe. Louis, hoe twijfelend dan ook, want hij was nog
enige jaren met de marine ‘getrouwd’, werd verlangend naar een
vaster, blijvende relatie met Dina.
Maar zij had eigen opvattingen en een eigen wil. Ze moet hem
duidelijk hebben gemaakt dat ze geen zeeman als toekomstig
echtgenoot wenste. Mogelijk werd die opvatting nog versterkt door
een zekere afkeer van militair gedoe, want het antimilitarisme
leefde indertijd in die kringen tamelijk sterk. En Louis,
onze toekomstige vader, toch al teleurgesteld door het
onbehoorlijke gedrag van de marineleiding, die eenzijdig de
vroegere aspiraties van hem kapot had gemaakt; wellicht ook
aangemoedigd door zijn vader, de commies 1steklasse op de
standplaats Brouwershaven (ze woonden dus niet zo ver van
elkaar: Brouwershaven en Hellevoetsluis).
Onze vader verkoos Dina boven de Marine.
Kennelijk zijn opnieuw pogingen in het werk gesteld vrijstelling
te verkrijgen van de nog resterende verplichtingen, want
gedateerd 15 april 1892 verstrekte de commandant van de Marine
te Hellevoetsluis aan de 2de ziekenoppasser Louis J.C. Poppe
op verzoek ontslag ingaande 16 april 1892 wegens bijna
geëindigde diensttijd, onder verklaring van ‘Goed Gedrag’. Dat
laatste was belangrijk om op 15 oktober 1892 aangesteld te kunnen
worden als commies der belastingen met de standplaats
(douane-post) Bergeijk.
De verloving van Louis Poppe en Dina Poppe kon plaats vinden.
Maar het zou nog tot 5 mei 1896 duren voor het huwelijk in
Oud-Gastel zou worden voltrokken.
Blijkens het Streekarchief Nassau Brabant, gevestigd in
Zevenbergen, in een pas onlangs ontvangen brief van 24 april
1986, kwam Louis J.C. Poppe op 5 october 1893 naar Oud-Gastel en
woonde aanvankelijk aldaar in wijk A no 180. Later kwam hij te
wonen in wijk A no 192. Het is niet bekend welke straat dat was.
We menen echter te mogen aannemen dat het eerste adres (woning,
restaurant en pension) werd geëxploiteerd door Janus van
Helvert. Een pand dat er nog is, en tegenover het oude
raadhuis van de gemeente Oud- en Nieuw-Gastel stond. Maar
dat laatste is als verkeersobstakel jaren geleden afgebroken.
wel jammer; een mooi gebouwtje. Een foto van het geheel is in
ons bezit. In verband met de zevenstigste verjaardag van Jo
Laros, mijn vrouw, in Oud-Gastel geboren, hebben we op
zondag 16 februari 1986 met de naaste familieleden Poppe en
Laros daar een goede Brabantse koffietafel gebruikt, verzorgd
door de huidige exploitant, de heer Daems. Het restaurant draagt
de naam ‘Auberge 't Hof’. Dat was dus een dubbele herdenking.
Stan jr. heeft daar het door zijn grootvader geschreven stuk ‘Een
herinnering van vader’ voorgelezen.
Onze vader, Louis, heeft ons later vaak verteld hoe hij als vroeg
en jong socialist veel las en hoorde spreken over socialisme,
maar ook over drankbestrijding. Die twee vraagstukken waren in
zijn kringen veelal verbonden, al was daarbij de strijd voor het
socialisme nummer een. De arbeiders moesten leren denken,
socialistische arbeiders in de eerste plaats. De zinspreuk
‘Drinkende mensen denken niet en denkende mensen drinken niet’
drong in die dagen sterk tot Louis door. Voor hem vloeide daaruit
voort: naast de rode ook de blauwe vaan. Hij besloot elke
alcoholhoudende drank voortaan te laten staan.
Op een avond sprak hij dat in de kring van zijn collega's uit.
Er zal eerst wel wat over gemeesmuild zijn en wellicht
gelachen en gespot. Een hunner maakte daarbij de opmerking:
‘Nou als je niet meer wilt drinken, dan zou ik het roken ook maar
laten’.
Het komt mij, de schrijver van dit verhaal, nog altijd voor, dat
zeker toen die twee 'genotmiddelen' toch niet helemaal op een
lijn konden worden gesteld. Maar Louis antwoordde prompt, terwijl
hij z'n sigaar in de asbak legde: “Accoord, dan zal ik van nu af
aan niet meer drinken en ook niet meer roken”. Zijn verdere leven
heeft hij zich daaraan gehouden.
Wij kinderen zijn alle vier geheelonthouder gebleven ten aanzien
van alcoholhoudende dranken. Maar gerookt heb ik wel, van zeker
m'n 35ste tot mijn 80ste jaar, toen ik na een ernstige ziekte
—niet als gevolg van het roken— besloot ermee te eindigen.
Wellicht kom ik er later toe daar meer van te vertellen.
Maar laten we voortgaan met de belevenissen van Louis en Dina
Poppe-Poppe. Dat kan nu kort zijn.
Voor Dina was er in Oud-Gastel aanvankelijk niet zoveel te
beleven. Er was daar toen ten aanzien van de arbeidersbeweging
weinig te doen. Het gebeurde in het verhaal van Louis, dat we
hierna nog laten volgen, was uiteraard een bijzonderheid. Maar
wel heeft hij al gauw een actieve rol gespeeld in het
organisatieleven van de ambtenaren. Dat organisatieleven
bewoog zich in hoofdzaak rond salarisbelangen, verbetering van
de toen nog miserabele pensioenrechten, diensttijden enz.
Poppe was al in 1895, misschien zelfs al bij de oprichting in
1894, lid van de SDAP, een partij die toen nog de
klassenstrijd wilde strijden. De eerste oproep bij het oprich-
tingscongres in 1894 gericht tot de sociaal-democraten eindigde
met de woorden: "Leve de internationale, revolutionaire
sociaal-democratie". Louis Poppe zag zijn activiteiten in de
ambtenaren-organisatie vooral als een deelnemen aan de internationale arbeidersbeweging. Hij was in 1898 voorzitter van de
afdeling Roosendaal (zelf wonend te Gastel). In datzelfde jaar
—overigens het jaar dat hij in november naar Tilburg werd
overgeplaatst— maakte Louis deel uit van een commissie van de
kommiezenbond waarin duidelijker tot uitdrukking werd gebracht
dat die bond een vakbond op moderner grondslag zou zijn. Dat
was vroeg. Het NVV dateert van 1906.
Dina kreeg in Gastel een wat uitgebreider taak, een heel ander
leven, toen op 30 maart 1897 het eerste kind werd geboren. Karel
Frederik werd zijn naam, al werd hij meest Frits genoemd. De naam
werd gekozen naar ‘de grote voorgangers’ Karl Marx en Friedrich
Engels.
En van nu af laten wij de naam Louis en Dina los, om te gaan spreken van vader en moeder, of pa en moe.
De Vrijen, om het maar eenvoudig te zeggen, zie ik als product van het nog klein-burgerlijk kleinbedrijf, ja zelfs met herinneringen aan de vrijheidsbegrippen van direct na de burgerlijke revolutie; wellicht zelfs de Verlichting. was de arbeidersklasse al wel helemaal ontgroeid aan de kleine burgerij? De sociaal-democratie en zijn vakorganisaties werden meer de uitdrukking van een meegroeien uit de vroeg-kapitalistische- verhoudingen via de daarop volgende industriele revolutie en vervolgens naar het moderne kapitalisme. Zo althans lijken me ze beide historisch-materialistisch enigermate verklaard.
Perspectivisch zou ik deze ontwikkeling als volgt willen zien. In het huidige, zich sterk concentrerende kapitalisme, met ontzaglijk grote concerns, met een vreesaanjagende crediet scheppende, en met een privaat-rechterlijke, steeds toenemende computer-heerschappij, groeit daartegenover een nieuw, nog altijd machteloos, vrijheidsverlangen in de onderworpen wereld van zich machteloos voelende arbeiders. Anderzijds heeft de sociaal-democratie met inbegrip van de vakbeweging, zich van meegroeien zozeer ontwikkeld tot ingroeien in de kapitalistische orde, dat al haar organen — partij en vakbeweging en wat er rond dezen nog resteert aan sub-organisaties — afstand hebben gedaan van de klassenstrijd en de socialistische perspectieven van weleer.
Louis schreef artikelen in de Volkstribuun. Later meest in het tijdschrift de Nieuwe Tijd. Daarin waren vooral beschouwingen over belastingen, de ambtenarenvakbeweging en geheelonthouding. Ze verschenen onder het synoniem ‘Mattheus’. Mattheus, volgens het bijbels Nieuwe Testament een tollenaar, belastinggaarder, door Christus als discipel geroepen hem te volgen. ‘Discipel’ betekent in dit godsdienstig verband niet alleen leerling t.a.v. leerstelligheid, maar het brengt ook geestelijke ‘tucht’ mee.
En dan August: Ook hij schreef, zoals later uit het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis (jaar 1976) bleek. In een pseudoniemenlijst werd hij vermeld onder de naam ‘Humanitas’. Dit ‘Humanitas’ heeft als het ware direct te maken met met de idee van het herleven van de waarde der individualiteit en de ethiek. Humanisme (homo = mens) is een wel zeer algemene aanduiding van in de geschiedenis der menselijke beschaving steeds opnieuw, naar gelang van de structuur van de maatschappij, aan de dag tredende levens- en maatschappij-opvattingen. Deze opvattingen leefden in kringen die, godsdienstig of niet, menslievendheid als leidraad meenden te moeten nemen. Op zichzelf aldus al uitdrukking zijnde van telkens weer aanwezige maatschappelijke tegenstellingen (de mensen waren in het algemeen meer gericht op het nastreven van eigen belang), moest het humanisme zeker onder veranderende produotieverhoudingen (klassenverhoudingen) ook wel andere van aard worden.
Het humanisme van de oudheid waarin slavernij bestond, was
uiteraard anders dan dat van de Renaissance met het ontluikend
handelskapitalisme (l5de en 16de eeuw). En vanzelfsprekend waren
de humanistische ideeen onder de belijders van de 18de eeuwse
Verlichting (waarin we stromingen zowel van katholieke als van
vrijzinnig protestantse huize aan konden treffen) zeker al weer
meer verlicht.
In ieder geval hadden de beide broers wel schuilnamen gekozen die
bijzonder goed bij hun instellingen pasten.
Dat geldt ook voor Louis die als belasting ambtenaar en die zeker
voor die tijd min of meer staats-socialistisch heeft gedacht,
zich met de tollenaar Mattheus moet hebben kunnen vereenzelvigen.
Het waren evenwel vader Louis en moeder Dina die blijvend hun
sociaal~democratische inzichten zouden volgen. Hun gezin, dat in
Oud-Gastel een aanvang nam, werd door deze opvattingen van hen
beide ook in de daarna komende tijd volkomen bezield. Daarmee zou
ook de bestemming van de kinderen in grote mate worden bepaald.
Toen door een verplaatsing op 1 november 1898 het gezin in de
stad Tilburg terecht kwam, werd de verbondenheid met de
arbeidersbeweging, door direct contact met de daar aanwezige
politieke en economische organisaties en mensen, intensiever.
Maar dat is een apart hoofdstuk. Om de activiteit in Oud-Gastel
duidelijk te doen uitkomen verwijs ik naar een heel oude
‘herinnering’van Louis, onze vader, zelf.